Voorbeelden van het gebruik van Dokter in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dokter, kun je me zeggen wat.
Ik ben een dokter, van de wereld gezondheids organisatie. CIA?
De dokter zei dat je dat op je moest houden. Wacht.
Niets. Wat deed dokter Baugh hier?
Volgens de dokter zou het een virus kunnen zijn.
Dokter Utsi? Hij komt uit Lapland?
Er is een dokter in Caribou Falls.
Dokter, ik wil geen spuit.
Dit is dokter Logue van Harley Street.
De dokter is door twee mannen meegenomen.
Mijn god! Een dokter, hier in het ziekenhuis?
Pas goed op jezelf, dokter.
Dokter Thévenin is met vakantie.
Ik heb een dokter nodig om te tekenen.
U bent dokter, u moet haar helpen.
Dankzij de dokter stierf er geen enkel persoon.
Dus je was dokter en nu ben je conciërge.
Dokter, je moet me helpen.
Dokter, ik begrijp dat u niet tevreden bent met mij.
De dokter zeiden dat ik een ongeluk had.