Examples of using Dom in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Het zou dom zijn om hem te volgen.
Ik ben de Dom, jij bent mijn klant.
Het was dom van je om dat diner niet bij te wonen.
En jij bent dom voor een rots.
Nee, ik ben niet dom.
Nee, U bent altijd dom.
Dom van Napels ligt op loopafstand.
Rudolf werd gekroond in de Dom van Aken op 24 oktober 1273.
Ik ben dom, jij bent verlegen.
Het zou dom zijn om hem te negeren.
Het was dom om naar Wiles Pratt te luisteren.
Tussen Dom en m'n broers.
Denk jij dat ik dom ben. Nathaniel?
Nee, jij bent altijd dom.
Ja, ik ben niet dom.
Centraal Station en de Dom, die ligt op slechts 10 minuten lopen.
De Dom van Florence is ook vlakbij.
Wie noem jij dom, trut?
We zijn allemaal dom en verdienen te sterven.
Het was dom van je om hier te komen.