Voorbeelden van het gebruik van Dom in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ze is echt dom, hè?
De Charrids zijn te dom om dat te doen.
Dom, wat doe je in de bar?
Ik weet dat het dom klinkt.
Ja, ik ben niet dom.
Ik ben niet gek of dom.
Het is dom dat je me hierheen hebt gehaald.
Het klinkt dom, maar wij doen graag alles samen.
Ben je dom, of zo iets? Wat?
Zie ik er dom uit? Waarom?
Was het dom haar te geloven? Ja.
Moe, Dom en James zijn het probleem niet.
Mensen kunnen zo dom zijn.
Ik ben onverkrachtbaar, niet dom.
Ik ben niet dom, Neen.
Denk je dat mijn cliënt dom is, miss Keating?
Ik mag dom zijn, maar ik ben geen idioot. Nee.
Geniaal, hilarisch, raar, dom, ongewoon. Je bent prachtig….
Wat dom van me. Ja.
Ben je dom of wat?