FOOL in Dutch translation

• dwaas
• gek
• idioot
• dom
• belachelijk
• fool
• stom
• zot
• nar
• stommeling
• bedotten
• mafkees
• domkop
• achterlijk
• voor schut
• stomkop
• dwaze
• wijsmaken
• bedriegen
• sufferd
• foppen
• onnozelaar
• wijs
• sukkel

Examples of using Fool in English and their translations into Dutch

I'm sorry. I have been a fool.
Ik ben een dwaas geweest. Het spijt me.

And you are a fool, Ace Bonner!
Je bent een idioot, Ace Bonner!

I am a fool, but I no longer want.
Ik ben dom, maar ik wilde meer.

And i'm the fool that expected more.
En ik ben de sukkel die meer had verwacht.

I'm no fool.
Ik ben niet gek.

You were making a fool of yourself.
Je was jezelf aan het belachelijk maken.

I am the fool in the Tarot.
Ik ben de zot in de Tarot.

Mr. Fool, what is this?
Mr. Fool, wat is dit?

And you're a fool if you're not.
En jij bent stom als je dat niet bent.

Love. I will die a fool for this.
Ik zal als een dwaas sterven… voor deze liefde.

You're a fool, Jesus Christ!
Je bent een idioot, Jezus Christus!

I was a fool to convince myself I could.
Ik was dom mezelf ervan te overtuigen dat ik het kon.

You're a fool and a shitty father.
Je bent een sukkel en een slechte vader.

Tony Brown is no fool, Taubeman.
Tony Brown is niet gek, Taubeman.

You will only make a fool of yourself.
Je zult alleen maar jezelf belachelijk maken.

What kind of Sicilian fool are you?
Wat voor Siciliaanse zot ben jij?

Boy is making fool out of his dad.
Jongen is making fool uit van zijn pa.

I was the fool and made him laugh.
Ik was de nar en ik liet hem lachen.

How could you be such a fool, Tae-o?
Hoe kun je zo stom zijn, Tae-o?

A fool is responsible for what happen to him.
Een idioot is verantwoordelijk voor wat hem overkomt.