Examples of using Eigenwijs in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ze is heel eigenwijs over stedelijk tuinieren.
De gegevens zijn gebundeld in het rapport‘Internet eigenwijs'.
maar nooit eigenwijs.
Gewoon eigenwijs.
Ik kan niet geloven dat de chef zo eigenwijs is over de man.
Ah, ze is zo eigenwijs.
Advocaten kunnen nogal eigenwijs zijn- dat hoort een beetje bij hún vak.
Juist, je bent eigenwijs en je luistert niet.
En eigenwijs en rechtlijnig. Hij was streng.
Hoe rebels en eigenwijs we ook waren, we waren toch best onschuldig.
De gegevens zijn gebundeld in het rapport‘Internet eigenwijs 2017'.
Ja, maar klink niet te eigenwijs.
Niks dapper, het is eigenwijs.
Want ik snap niet waarom je zo eigenwijs bent!
Maar je weet hoe eigenwijs hij is.
Ik was eigenwijs, sir.
Ze is eigenwijs en kritisch.
praktisch en een tikkeltje eigenwijs.
Ik zou niet zo eigenwijs zijn, Homer.
Apart en eigenwijs.