Voorbeelden van het gebruik van Eigenwijs in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik was jong en eigenwijs.
Honden die in de lijn werken kan niet eigenwijs en agressief zijn.
Ze is kattig en eigenwijs.
Eigenwijs als altijd.
Niet zo eigenwijs.
Bekrompen, eigenwijs.
Adam Cain's gedrag, zit ergens tussen charmant en eigenwijs.
Waarom ben ik zo eigenwijs, moeilijk en vervelend?
Ik ben eigenwijs, Elijah deugdzaam, en Nik.
Experimenteel en eigenwijs.
Waarom ben je zo eigenwijs?
Juist, je bent eigenwijs en je luistert niet.
En ze was bazig en eigenwijs en het is een beetje jouw ding.
Ze is eigenwijs en ouderwets.
Hij was eigenwijs.
Ookal ben je koppig en eigenwijs.
K Zal goed voor je zijn We waren onbeschaafd en eigenwijs.
Hij is eigenwijs en koppig als hij vindt dat hij gelijk heeft.
Eigenwijs, vooringenomen, slim.
ik voel me bemoeizuchtig en eigenwijs.