Examples of using Feest in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Wat is dat? Feest van het jaar'.
Dit feest is heel bourgeois.
Kashma heeft vanavond al zijn vrienden uitgenodigd voor zijn feest.
Ik ga niet naar dat stomme feest.
Voor het St. Patty's Day feest.
Het feest viert men op twee manieren.
Het feest gaat zo beginnen.
Het is feest, Joan.
Na het feest naar mijn buitenhuisje, bij Lake Michigan.
Geschenken en premiums voor feest en andere gelegenheden.
Goddelijke Janus, ik bied u dit feest aan.
Een paar weken geleden, na het feest voor het team.
Ga jij naar het feest zaterdag?
Een feest is nooit gek.- Te gek?
Het feest zal onze veestapel uitdunnen.
Het feest wacht op de Amigo.
Een feest voor alles dat we hier bereikt hebben.
een Boeddhistisch feest, mei 2016.
Op je feest.
We zijn op de aarde, op het feest van Uther.