Voorbeelden van het gebruik van Feest in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Een feest en wat vermaak.
Kom op, het wordt een geweldig feest.
Er is een feest bij Super Ely.
Het feest werd afgerond met een middagmaal en loterij.
Wat ik niet begrijp is… hoe u dat feest gaat betalen?
Ik ben benieuwd. Waarom koos je mijn restaurant voor je feest?
Het feest eindigt met een grote vuurwerkshow.
Grootste feest op de wereld.
Ik kan geen zaak beginnen zonder feest, niet waar?
Over het jacuzzi feest.
Is hier het feest?
Alles klaar voor 't feest?
Jij wilt naar het feest?
is 't feest.
Eric. Goed feest.
Ga je naar 't feest?
Mag ik nu mee naar het feest?
Ik had niks op dat feest te maken.
De verliezer organiseert een feest op Druid Hill.
Waar is het feest voor?