Voorbeelden van het gebruik van Feest in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Elk feest veroorzaakt problemen.
Een feest begint met garnalencocktails en conversatie over Clinton.
Er zal geen feest zijn in het Yancystadion.
Dat feest zou ik niet willen verkloten.
Ik wilde 't feest niet verpesten.
Rij, tot je een feest hoort.
Een wild feest met open bierblikjes.
Er was altijd feest na de kerk op Zondag.
Ken je het feest'alles behalve kleding'?
Het is m'n eerste feest op een nieuwe school.
Het feest is nog niet afgelopen.
Ik heb me na het feest verslapen bij Flynn.
Doe wat je altijd doet op een feest.
Nee, niet op mijn feest.
Het einde van het feest sluit de eerste rapsodie af.
Tof feest, Georgie.
Jouw feest zuigt.
Giuliano Carlini. Dit feest is ons aangeboden door onze gulle gast.
Het feest is afgelopen.
Ik ben Assepoester, van het feest.