Examples of using God gaf in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
God gaf me deze gave.
Oom! Oom! God gaf je benen!
Oom! Oom! God gaf je benen.
God gaf het recht om te vloeken.
God gaf de verzoening van de zonden voorgoed aan iedereen.
Het was niet God gaf me een por.
God gaf hem een enorm talent.
God gaf zichzelf als een absolute persoonlijkheid aan zijn Eeuwige Zoon.
Zeg: God gaf u leven en deed u daarna sterven;
En God gaf hen in hun hand.
Vlinder God gaf een cadeautje voor mij.
God gaf ons een duidelijk teken, dat we Hem beledigde.
God gaf elke persoon een verlangen naar hem.
God gaf mij een geschenk.
Want God gaf ons een van de mooiste geschenken ter wereld.
God gaf ons een beloofd land,
Want God gaf hem zeer grote have.
Want God gaf hem zeer grote have.
Want God God gaf hem zeer grote have.
God gaf de bevelen, en machtig was Zijn kracht.