Examples of using Griezel in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ga weg, jij kleine griezel.
Jij daar, griezel.
Hij was dus een griezel.
gekleed als een griezel.
Janey, het lijkt alsof mijnheer Griezel je helemaal vergeten is.
Hij ziet er normaal uit. Griezel.
Ze vond je een griezel, zei ze.
Je bent een griezel.
God, ze denken vast dat je een griezel bent.
Hé, dat klopt, er loopt nog een griezel los.
Hij ziet er normaal uit. Griezel.
Ik wil een video van die griezel.
Hij was een griezel.
Waar kijk je naar, griezel?
Janey, het lijkt alsof mijnheer Griezel je helemaal vergeten is.
Het was een griezel.
Hij ziet er normaal uit. Griezel.
Dat wist ik al. Hij is een griezel.
Waar kijk je naar, griezel? Dodelijk.
Zeg me dat je die griezel gevonden hebt.