Examples of using Hij leert in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Hij leert de kinderen over voorschriften.
Hij leert ze hoe ze in andere landen praten.
Hij leert ons wat zijn licht- en bruineffecten zijn.
Hij leert gitaar spelen met zijn vader Dorado.
Hij leert ons om onze gebeden tot God te richten.
Maureen, hij leert goed?
Hij leert tijdens zijn stage periode bij Jean Letarte de aspecten van het fimvak.
Hij leert de Mis dienen.
Hij leert haar die dingen.
Maureen, hij leert goed?
Hij leert ze te aanvaarden terwijl hij overtuigd christen blijft.
Hij leert ons om mensen in elkaar te trappen.
Hij leert snel.
Hij leert te voelen.
Hij leert me hoe ik moet tekenen.
Hij leert snel.
Het is tijd dat hij leert dat daden gevolgen hebben.
Hij leert John Henry dingen.
Hij leert de namen.
Nee, hij leert niemand de 5-punt-palm exploderende hart techniek.