Examples of using Rusteloos in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Geest rusteloos en impulsief, volwassen door vruchtbaarheid en onderzoek.
Martha was rusteloos en had mijn hulp nodig.
Als ik rusteloos ben ga ik vaak uit.
Ik word rusteloos, nerveus.
Wordt jij nooit rusteloos, Sonia?
Hij is rusteloos, kwetsbaar.
Dr. Rusteloos zal de volgende dag in Utrecht sectie verrichten.
Men er rusteloos een beetje aan onbezonnen,
Masha kan ook rusteloos en ongedisciplineerd zijn.
Rusteloos, slechtgezind en gebrek aan zelfcontrole.
Het is niet Gode-gelijk, rusteloos naar iets nieuws te verlangen.
Rusteloos zoek ik de bescherming van Uw Geborgenheid.
De Blackfist worden rusteloos. Als Yavalla niet snel komt.
Rusteloos ligt het gekroonde hoofd.
Rusteloos ligt het gekroonde hoofd.
De geesten worden rusteloos, Roman. Ja, goed.
Uw donors worden rusteloos. Juist, sorry.
De geesten worden rusteloos, Roman. Ja, goed.
Hij is wat rusteloos. Niet waar.
Je bent rusteloos als een spin.