Examples of using Zijn assistent in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
De chef kassier en zijn assistent klommen erop.
Die kwam van zijn assistent.
Rechercheur Church, meneer en zijn assistent, Brigadier Bruce.
Wendell, zijn assistent.
Ja, aan zijn assistent.
Dat weet Larry Borman wel, zijn assistent.
Nou, ze was zijn assistent.
Ja. Het enige probleem was zijn assistent.
Leuk. Drie. Iemand Hall of zijn assistent gezien?
Misschien is ze niet zijn assistent.
Leuk. Iemand Hall of zijn assistent gezien?
Ja, ik ben zijn assistent.
Ziet iemand Hall of zijn assistent? Mooi.-Drie.
Dr Chang en zijn assistent.
Ziet iemand Hall of zijn assistent? Mooi.-Drie?
Nee. Billy, zijn assistent.
Ziet iemand Hall of zijn assistent? Mooi?
Nee, nee. Ik ben zijn assistent.
Corrigan en zijn assistent.
Prakash, zijn assistent.