GET GOING in Dutch translation

• gaan
• weg
• wegwezen
• opschieten
• vooruit
• slag
• er vandoor
• teruggaan
• blijf doorgaan
• ga
• gaat

Examples of using Get going in English and their translations into Dutch

I'm gonna get going. Right.
Ik ga er vandoor. Juist.

Get going with map and compass.
Aan de slag met kaart en kompas.

We should probably get going.
We moeten waarschijnlijk teruggaan.

And if I were you, I would get going.
En als ik jou was, zou ik opschieten.

I really should get going, Father.
Ik moet echt weg, pater.

I should also get going.
Ik moet ook gaan.

All right get going, Ringo.
Oke vooruit, Ringo.

Get going, then!-Salmander.
Wegwezen dan!- Salmander.

So! Get going, before I stop feeling sentimental.
Dus. Blijf doorgaan, voordat mijn sentimentele bui ophoudt.

I'm gonna get going.
Ik ga aan de slag.

We better get going.
We kunnen beter opschieten.

Mm… We… have to get going.
We moeten er vandoor.

Lanel, I really have to get going.
Lanel. Ik moet echt weg.

You should, um… you should probably get going.
Je moet… Je kunt beter teruggaan.

Well, I really have to get going.
Nou, ik moet echt gaan.

Get going, Tommy.
Vooruit, Tommy.

Get going… before I stop feeling sentimental.- So!
Dus. Blijf doorgaan, voordat mijn sentimentele bui ophoudt!

Get going, Chang!
Wegwezen, Chang!

Now get going.
Nu aan de slag.

We should get going.
We moeten er vandoor.