TIME TO GET in Dutch translation

• tijd hebben
• tijd om te krijgen
• tijd om te gaan
• het wordt tijd
• tijd om aan de slag
• tijd gehad
• tijd hadden
• tijd hebt
• tijd om er te stappen
• tijd nemen
• weer tijd

Examples of using Time to get in English and their translations into Dutch

Time to get some dinner.
Tijd om te gaan eten.

Didn't have time to get to the hands.
Hij heeft geen tijd gehad voor de handen.

I'm sorry we didn't have more time to get to know us.
Het spijt me dat we niet meer tijd hadden.

Sweet-O, time to get to work.
Lieve O, tijd om te gaan werken.

I-I haven't had time to get one yet.
Ik heb geen tijd gehad.

You're rewarded because you got more time to get things done.
Je wordt beloond omdat je meer tijd hebt.

It's time to get you married.
Het is tijd om te gaan trouwen.

Now's the time to get some sleep.
Nu is het tijd om te gaan slapen.

The body takes time to get rid of unwanted toxins when you rest.
Het lichaam heeft tijd nodig om zich te ontdoen van ongewenste gifstoffen als je rust.

I need some time to get in the character.
Dat heeft tijd nodig.

I think I bought enough time to get a jump start on them.
Ik denk dat ik genoeg tijd heb gewonnen om een voorsprong op te bouwen.

So you're late because you had too much time to get here?
Dus je bent te laat omdat je teveel tijd had?

Now it's time to get back to saving yourself.
Nu is het weer tijd om aan jezelf te denken.

Time to get ready for the competition
Tijd om je voor te bereiden op de wedstrijd

Now it's time to get ready to join the Zombie Academy campus!
Nu is het tijd om je voor te bereiden op de Zombie Academy-campus!

Time to get.
Tijd om.

It's time to get out.
Het wordt tijd dat je vertrekt.

Time to get crispy on the sushi shelf.
Nu wordt het knapperig op de sushiplank.

We should have plenty of time to get to the tree.
We komen op tijd bij de boom.

A time to get and a time to lose.
Een tijd van krijgen en een tijd van verliezen.