TO TEACH YOU A LESSON in Dutch translation

• om je een lesje te leren
• om je een les te leren

Examples of using To teach you a lesson in English and their translations into Dutch

Trying to teach you a lesson here… And you learn nothing?
Ik probeer je een les te leren, maar je leert niks?

I know how to teach you a lesson.
Ik weet hoe je een lesje te leren.

I'm going to teach you a lesson, old man.
Ik zal jou een lesje leren, ouwe.

He wanted to teach you a lesson.
Hij wilde me een lesje leren.

They wanted me to teach you a lesson.
Ik moest je een lesje leren.

We're going to teach you a lesson, Dneirf!
We gaan je een lesje leren, Dneirv!

We're going to teach you a lesson for laughing at us.
We gaan je een lesje leren, omdat je ons uitlacht.

I just wanted to teach you a lesson.
Ik wilde je een lesje Ieren.

I'm going to teach you a lesson.
Lk zal jou een lesje leren.

Do they want to teach you a lesson?
Willen ze je een lesje leren?

I wanted to teach you a lesson, but I was wrong.
Ik wilde je een lesje leren, maar ik zat fout.

To teach you a lesson you would otherwise never learn.
Je leert een les die je anders nooit had geleerd..

I'm going to teach you a lesson you will never forget.
Ik ga je een lesje leren om nooit te vergeten.

We wanted to teach you a lesson, you know, so we.
We wilden je een lesje leren, snap je? Dus we.

You taught me a lesson. I was trying to teach you a lesson.
Ik wou jou een lesje leren, maar heb zelf iets geleerd..

I wanted to teach you a lesson.
Ik wilde jou een lesje leren.

He wanted to teach you a lesson.
Hij wilde je een lesje leren.

Now we going to teach you a lesson.
Nu gaan we jullie een lesje leren.

To teach you a lesson. I am ready.
Om jullie een lesje te leren. Ik ben klaar.

I was trying to teach you a lesson in patience.
Ik probeerde jou een lesje in geduld te leren.