LEBEWOHL - vertaling in Nederlands

• vaarwel
• afscheid
• gedag
• dag
• goodbye
• adieu

Voorbeelden van het gebruik van Lebewohl in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Lebewohl, Alison, ich bin beim Packen.
Dag, Alison. Ik ben aan 't inpakken.

Sag Grace ein Lebewohl von mir.
Zeg Grace gedag van mij.

Das ist kein Lebewohl.
Dit is geen afscheid.

Bin ich Darum sage ich dir Lebewohl.
Dus ik zeg je vaarwel.

Lebewohl, Jor-El.
Dag, Jor-El.

Ich sage Lebewohl.
Ik zeg gedag.

Das heißt dann also, Lebewohl.
Dat is dus 'n afscheid.

Aber ich habe nie Lebewohl gesagt.
Maar ik heb nooit vaarwel gezegd.

Mein Vater war stolz. Lebewohl, alter Freund.
Dag, oude vriend, mijn vader was trots op je.

Ich habe Theodora noch nicht Lebewohl gesagt.
Ik heb Theodora nog niet gedag gezegd.

Dann sagen wir erneut Lebewohl.
Dan nemen we weer afscheid.

Lebewohl, Mary. Du überlebst das vielleicht, und ich hoffe es.
Misschien overleef je het en ik hoop dat je dat doet. Vaarwel, Mary.

Sagen wir nicht Lebewohl, sagen wir au revoir.
Laten we geen dag zeggen, maar gewoon au revoir.

Und du sagtest Lebewohl.
En je zei gedag.

Nein. Das ist unser Lebewohl.
Nee, dit is ons afscheid.

sagt dem Biest Lebewohl.
zegt het beest vaarwel.

Lebewohl, Willy. Du wirst mir fehlen.
Dag, Willy. Ik zal je missen.

Ohne Lebewohl fahrt ihr nicht in das furchtbare Land.
Ik kon je niet laten vertrekken naar dat afgrijselijke continent zonder een afscheid.

Falls Sie also noch Lebewohl sagen wollen?
Wou je nog gedag zeggen?

Wurde zum besten meines Lebens. Lebewohl Leben.
Werd het mooiste van mijn leven. Vaarwel, leven.