Voorbeelden van het gebruik van Gedag in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Wil je gedag gaan zeggen?
Hij zegt mij gedag.
Mag ik nog gedag zeggen?
Ik moet Kay gedag zeggen.
Kan ik haar gedag zeggen?
We wilden even gedag zeggen.
Je zou toch nooit weggaan zonder gedag te zeggen, of wel?
Ik zei gedag tegen een heel dierbare vriendin.
Zeg haar gedag van mij.
Ik ga de jongens gedag zeggen.
Ga naar binnen en zeg iedereen gedag.
Ik moet professor Rubin gedag zeggen.
Nee, bedankt. Zeg hem gedag.
Hij gaat het hele land gedag zeggen.
We komen even gedag zeggen.
Wilt u Freddy gedag zeggen van me?
We wilden gedag zeggen en we hebben spannend nieuws.
Ik kon niet eens gedag zeggen tegen mijn vader.
Kom gedag zeggen.
Ik wilde 'm alleen gedag zeggen.