NACHBAR - vertaling in Nederlands

• buurman
• buur
• buurvrouw
• buurland
• buurjongen
• buren

Voorbeelden van het gebruik van Nachbar in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

In wenigen Jahren wird auch die Republik Moldau unser Nachbar sein.
Over enkele jaren zal ook de Republiek Moldavië een buurland van ons zijn.

Ich bin der Nachbar.
Ik ben de buur.

Aas Nachbar fand Sie… im Straßengraben, neben dem Traktor.
De buren vonden je in de berm naast de tractor.

Der Nachbar meiner Tante ist ein Messie.
De buurvrouw van mijn tante is een verzamelaar.

Mein Nachbar Claude hat ihn.
M'n buurman Claude heeft hem.

Weißrussland, Belarus, wird in allernächster Zeit der Nachbar der Europäischen Union sein.
Wit-Rusland zal binnen afzienbare tijd een buurland zijn van de Europese Unie.

Das ist unser Nachbar. Jonas.
Dit is onze buurjongen Jonas.

Du bist mein neuer Nachbar.
Je bent mijn nieuwe buur.

Laut Nachbar sind sie vor einer Stunde weg.
Volgens de buren zijn ze een uur geleden vertrokken in een Morris.

Der Nachbar aus dem roten Haus rief an.
De buurvrouw in het rode huis heeft gebeld.

Ihr Nachbar, James Monroe.
Uw buurman, James Monroe.

Leonesse ist mein Nachbar.
Leonesse is mijn buurland.

Nein, er ist mein Nachbar.
Nee, dat is mijn buurjongen.

Bruder gegen Bruder und Nachbar gegen Nachbar.
Broer tegen broer en buur tegen buur.

Ihr Nachbar hat sich beschwert.
De buren hebben geklaagd.

Ein Nachbar hat Leute gesehen.
De buurvrouw zag een groep mensen.

Er ist mein Nachbar, warum?
Hij is mijn buurman, waarom?

Es ist auch ein stabilerer und berechenbarerer Nachbar.
Het is bovendien een stabieler en betrouwbaarder buurland.

Er ist mein Nachbar.
Hij is mijn buur.

Ich bin Ihr Nachbar Ruby Martinez.
Ik ben uw buurjongen Ruby Martinez.