SEUCHE - vertaling in Nederlands

ziekte
krankheit
erkrankung
seuche
plaag
plage
seuche
pest
geißel
schädling
übel
epidemie
ärgere
necke
ziehe
pest
seuche
plage
pestilenz
mobbt
gehasst
ärgert
schikaniert
tyrannisiert
beulenpest
pester
epidemie
seuche
ausbruch
seuchenausbruchs
ansteckendes
epidemic
seuchenzug
besmetting
infektion
kontamination
ansteckung
befall
verunreinigung
verseuchung
kontaminierung
seuche
übertragung
infizierung
uitbraak
ausbruch
epidemie
seuche
seuchenausbruch
ausgebrochen
krankheitsausbruch
seuchenherd
seuchenfall
seuchenbetrieb
gefängnisausbruch
ziekten
krankheit
erkrankung
seuche
sickening
pestilentie
pestilenz
pest
seuche

Voorbeelden van het gebruik van Seuche in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Wie sich die Seuche von Europa nach Amerika ausbreitete.
En hoe de plaag van Europa naar Amerika oversloeg.
Das Nicholas T. Zeitalter der Seuche ist ein Taschenbuch.
De Tijd van de Besmetting is 'n boek van Nicholas T Moore uit 1971.
Hannah hatte die Seuche nicht.
Hannah had de pest niet.
Ich glaube, Die Seuche ist los!
Het is The Sickening.
Das Serum wurde gegen eine Seuche unter den Fae in Afrika entwickelt.
Het serum werd ontwikkeld tegen bestrijding van een kwaadaardige Fae uitbraak in Afrika.
Nachdem Papa die Seuche hatte.
Toen Pubba de Ziekte kreeg.
Diese Seuche kann jeden von uns befallen.
Die pestilentie kan in ons allemaal huizen.
Sie brachten die Seuche absichtlich nach London.
Ze brachten de plaag met opzet naar Londen.
Eine Seuche… Nur Syoreujagin kam runter.
Een virus… Syoreujagin ging er als enige naartoe.
Die Seuche begann mit Leland Frost.
De epidemie is begonnen met Leland Frost.
Der Film heißt Die Seuche.
De film heet Sickening.
Auf Kreta gibt es keine Seuche.
Er is geen pest op Kreta.
Er ist eine Seuche.
Hij is een besmetting.
Vielleicht gibt es gar keine Seuche.
Misschien is er geen uitbraak.
Verstehst du überhaupt, wie es war, als die Seuche kam?
Weet je hoe het was toen de Ziekte kwam?
Der wahre Architekt der Seuche, sie beobachten mich.
De aanstichters van de epidemie houden me in de gaten.
Wie sich die Seuche von Europa nach Amerika ausbreitete.
Hoe de plaag zich van Europa naar Amerika verspreidde.
N'Vak war einer der ersten von der Seuche befallenen Planeten.
N'Vak werd als één van de eerste planeten getroffen door 't virus.
Unzucht, meine Freunde, ist eine Seuche.
Ontucht is een pestilentie, vrienden.
Ich bin immun. Die Seuche.
Ik ben immuun. De pest.
Uitslagen: 567, Tijd: 0.0985

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands