ARE GOING ON A TRIP - vertaling in Nederlands

• gaan op reis
• gaan op vakantie
• gaat op reis
• op reis gaat
• gaan een trip maken
• gaan op een uitstap

Voorbeelden van het gebruik van Are going on a trip in het Engels en hun vertalingen in het Nederlands

Ah, you're going on a trip.
Ah, je gaat op vakantie.

I told you we're going on a trip.
Ik zei dat we op reis gaan.

Which is why your uncle and I are going on a trip.
Dat is de reden dat je oom en ik op reis gaan.

It's Dad. He says he and Shane are going on a trip.
Mijn vader zegt dat hij en Shane op reis gaan.

I heard Chuck tell Liam that we're going on a trip.
Ik hoorde Chuck tegen Liam zeggen dat we op vakantie gaan.

I guess we're going on a trip.
Ik denk dat we op reis gaan.

Three of you are going on a trip. Which means that one-two-.
Wat betekent dat één, twee, drie van jullie op reis gaan.

Me and mum are going on a trip.
Mijn moeder en ik gaan een reis maken.

Some friends are going on a trip.
Vrienden van me willen op reis.

We're going on a trip.
Wij gaan 'n uitstapje maken.

We're going on a trip.
We gaan een reisje maken.

We are going on a trip to the Baltic Sea.
We gaan op uitstap naar de Baltische Zee.

Why not? Lippi and I are going on a trip.
Lippi en ik gaan een tripje maken. Waarom niet?

We're going on a trip, a planned family trip..
We gaan een reis maken met het gezin.

We're going on a trip.
We gaan een ritje maken.

They are going on a trip to celebrate and what do women always need?
Ze gaan op reis om te vieren en wat hebben vrouwen altijd nodig?

If you are going on a trip to the sea with a small child, you need to take into account some specific points.
Als u met een klein kind op reis gaat naar de zee, moet u rekening houden met een aantal specifieke punten.

You might want to set up fax forwarding if you are going on a trip, but still want to receive your faxes while you are away.
U wilt misschien de faxen doorsturen als u op reis gaat, maar toch de faxen ontvangen als u weg bent.

Go home, tell your sister you're going on a trip to Europe.
Ga naar huis en zeg je zus dat je zes weken op vakantie gaat in Europa.

We're going on a trip, Emma, so I can tell you somebody's story.
We gaan een reisje maken, Emma. Zodat ik je iemands verhaal kan vertellen.