NOT TO TRUST HIM - vertaling in Nederlands

• om hem niet te vertrouwen

Voorbeelden van het gebruik van Not to trust him in het Engels en hun vertalingen in het Nederlands

Well, I was right not to trust him.
Goed dat ik hem niet vertrouwde.

And it turns out you were right not to trust him.
En je had gelijk dat hij niet te vertrouwen was.

I told my husband not to trust him.
Lk zei nog: Vertrouw 'm niet.

I suspect you were right not to trust him, weren't you?'.
Ik vermoed dat je gelijk had om hem niet te vertrouwen, is het niet?'.

I had more reason than anyone not to trust him, but he did everything right.
Ik had alle reden om hem niet te vertrouwen, maar hij speelde het goed.

That boyfriend of yours, did he ever give you a reason not to trust him?
Heeft je vriend je een reden gegeven om hem niet te vertrouwen?

Well, he speaks our language, which means there's no reason not to trust him.
Wel, hij spreekt onze taal dus ie er geen reden om hem niet te vertrouwen.

Did he ever give you a reason not to trust him? That boyfriend of yours--?
Heeft je vriend je een reden gegeven om hem niet te vertrouwen?

why would they warn you not to trust him?
waarom zouden ze U waarschuwen hem niet te vertrouwen?

If your partner does not provide a reason not to trust him, and you know each other enough to maintain a serious relationship, the risk of contracting syphilis minimized.
Als uw partner niet een reden om hem niet te vertrouwen, en je elkaar genoeg weten om een serieuze relatie, het risico van aanbestedende syfilis geminimaliseerd handhaven.

it is better not to trust him, and to understand yourself.
het is beter om niet te vertrouwen in hem, en jezelf te begrijpen.

You told me not to trust him.
Je zei dat ik hem niet mocht vertrouwen.

Baylin told you not to trust him.
Baylin zei dat je hem niet kon vertrouwen.

You told me not to trust him.
Jij zei dat ik hem niet moest vertrouwen.

I told you not to trust him.
Ik zei dat je hem niet kon vertrouwen.

We told you not to trust him.
We zeiden dat je hem niet kon vertrouwen.

I told you not to trust him.
Ik zei toch dat je hem niet kon.

I told you not to trust him.
Je had hem niet moeten vertrouwen.

Your job is not to trust him.
Dat is je werk niet.

I have no reason not to trust him.
Ik heb geen reden hem te wantrouwen.