ESCROC - vertaling in Nederlands

• oplichter
• boef
• schurk
• crimineel
• dief
• zwendelaar
• fraudeur
• bedrieger
• oplichtster
• bedriegster
• ritselaar
• verduisteraar
• scammer
• valsspeler

Voorbeelden van het gebruik van Escroc in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands

Je suis un escroc.
Ik ben een zwendelaar.

Mais qui épouserait la sœur d'un escroc?
Maar wie trouwt er nou met de zuster van een dief?

Et vous êtes aussi un escroc, n'est-ce pas?
En je bent ook een boef, niet waar?

Vous êtes un escroc.
Je bent een schurk.

Vous êtes un escroc!
U bent een crimineel.

Mara Angel, voleuse professionnelle, escroc, recherchée pour meurtre.
Naam is Mara Angel, professionele dief, oplichtster, gezocht voor moord.

Et la blonde est une escroc, je suppose.
Blondie is een fraudeur, denk ik.

Une escroc comme Emily a d'autres motivations.
Een bedriegster zoals Emily heeft andere motieven.

Ce type est un escroc!
Dit is een bedrieger.

Cet homme est un escroc!
Deze man is een zwendelaar.

son mari était un escroc.
haar man was 'n boef.

En fait, vous n'êtes qu'un escroc ordinaire.
Maar je bent een doodgewone dief.

Il est le principal escroc de cette histoire sordide.
Hij is… Hij is de belangrijkste schurk in dit hele smerige verhaal.

Et il m'a dit qu'il allait donner 30% à cet escroc.
Toen zei hij dat hij 30% aan die oplichtster zou geven.

C'est un ivrogne? Un escroc?
Is ie 'n zuiplap, 'n crimineel?

Le troisième escroc sait que Renny pourrait l'identifier.
De derde fraudeur weet dat Renny hem waarschijnlijk kan identificeren.

N'oublie pas escroc.
Vergeet bedriegster niet.

Mais je ne suis qu'un escroc.
Maar ik ben een bedrieger.

Pas véreux et immoraux. Comme cet escroc. Ce scélérat.
Niet schimmig en onethisch, zoals deze ritselaar, deze onverlaat.

Le proprio de l'écurie était un escroc.
De staleigenaar was een zwendelaar.