Voorbeelden van het gebruik van Oplichter in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Sally, ouwe oplichter.
Tate was een oplichter.
Jij bent een oplichter!
De Ichabod Crane die jij kent is een oplichter.
Een Europese oplichter, die actrice wil zijn?
King, je weet dat je een oplichter bent.
je bent een oplichter.
Ik ben tenminste geen oplichter.
Hank, je bent een oplichter.
Jij bent Loki, de oplichter.
de dronken oplichter.
Ik wil geen zaken doen met die egoïstische oplichter.
Je bent een dief geweest drugdealer en oplichter.
Zoals je zei, Contagion is een oplichter.
Dat was een oplichter.
een junk… en een oplichter.
het is 'n oplichter.
Kijk naar die oplichter.
Dat was een oplichter.
Hij is een oplichter.