Voorbeelden van het gebruik van Buzz in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Buzz, dit heeft Barbie niet geschreven.
Voltooi de missie, Buzz.
Ik wilde zeggen dat ik uitga met buzz Miller.
Ik weet niet, Buzz.
Het beroemde team van Neil Armstrong, Buzz Aldrin en Michael Collins.
Het waren Neil Armstrong en Buzz Aldrin.
Mijn neven, Buzz en Martin.
In onze film heeft Buzz haar.
Hij vloog de commandomodule voor Neil en Buzz.
Niet deze week, Buzz.
We moeten onze Buzz terughalen.
Buzz landt, en neemt een discohouding aan.
Bouwen buzz voor een nieuwe start
Hoe een Buzz te ontdekken in niche markten.
Vader werkte met buzz martin als buzz
Ledereen naar Buzz toe.
Ik weet het. Maar hier met Buzz…… kon ik overal over praten.
Ik ben Buzz Lightyear.
Hoe kan Buzz anders zo leuk zijn?
Het is Buzz, maar niet de Buzz die wij kennen.