Voorbeelden van het gebruik van Daten in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Wil je daten met m'n dochter?
Ik ben niet goed in daten.
Blijf daten.
Ik weet waarom we daten.
Ik kan haar niet daten.
Daten met patiënten, stagiaires verleiden,
Is daten niet geweldig?
Dat heet daten, oma.
Je moet daten met degene die je leuk vindt.
Zijn het nog nonnen of mogen ze daten?
Jullie zijn al een jaar aan het daten.
Ik wil jou daten.
Ik wil niemand anders daten, ok?
mag je nooit daten met een medewerker.
Daten is leuk.
Jullie daten niet, toch?
Als dominee kan daten een uitdaging zijn.
Daten heeft geen voordelen.
ze niet wilt dat jullie weten dat we daten.
Hoe vaak kom je met een blauwe plek aanzetten als we daten?