Voorbeelden van het gebruik van Een vliegtuig in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Je moet leren in een vliegtuig te slapen.
Je ouders stappen zo met mij op een vliegtuig.
Ik wil jullie beiden op een vliegtuig naar Kaapstad.
Heb jij een vliegtuig gezien?
Ook vind je lampen in een vliegtuig.
Ik heb vijftien uur op een vliegtuig doorgebracht.
Hij is gestorven toen hij uit een vliegtuig sprong.
Ik wil jullie beiden in een vliegtuig naar Kaapstad.
Alleen een vliegtuig kan sneller, vriend.
Ze zoeken zelfs naar u met een vliegtuig.
Ik moet donderdagavond in een vliegtuig zitten.
En geen van ons beiden kan een vliegtuig landen.
Ik dacht dat een onzichtbaar vliegtuig alleen maar een internetsamenzwering was.
Spring nooit uit een vliegtuig.
Zes en een half uur in een vliegtuig met een baby.
Ik had geen tijd voor een vrouw en een vliegtuig.
Ik dacht dat een onzichtbaar vliegtuig alleen maar een internetsamenzwering was.
We zitten allemaal in een vliegtuig.
Ik zit in een vliegtuig.
Ze zit nu in een vliegtuig.