Voorbeelden van het gebruik van Eet in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Eet ze allemaal op.
Eet u niet?
Ik eet Steve.
Eet die stront daar.
Ik eet nooit meer oesters.
Je eet je spaghettitaart niet op.
En eet mijn Abba-Zabas niet op.
Waarom eet u niets?
Ik eet een kaas-tomaat-baguette en een zakje chips.
Eet je voeten!
Ik eet geen vis.
Of eet ze met haar vingers?
Waarom eet u niet meer?
Eet kaas en drink melk.
Ik eet tonijntofoe.
Eet je taart eens op, Helene.
Eet je plokta op. -Nee, Topa.
Jij eet koekjes en lijmt wat aan elkaar.
Eet hun vlees.
Waar eet u?