FLUISTEREN - vertaling in Duits

• flüstern
• tuscheln
• wispern
• Geflüster
• munkeln
• flüstert
• geflüstert
• flüsterte
• flüsterst

Voorbeelden van het gebruik van Fluisteren in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

Deze TA's waren aan het fluisteren, dus dacht ik
Die Assistenten haben geflüstert, also dachte ich mir,

Waar fluisteren jullie over?
Was flüstert ihr da?

Waarom fluisteren wij?
Warum flüstern wir?

De vissen fluisteren.
Die Fische tuscheln.

Jullie fluisteren als mensen die geen geld hebben.
Ihr flüstert wie jemand, der kein Geld hat.

Papa bleef maar fluisteren alsof het in ons huis gebeurd was.
Als ob es in unserem Haus passiert wäre. Papa flüsterte die ganze Zeit.

Waarom zijn jullie aan het fluisteren?
Was habt ihr geflüstert?

Ze fluisteren heel hard sinds ik hier ben.
Sie flüstern sehr laut, seit ich hier bin.

Waar fluisteren jullie jongens over?
Was flüstert ihr Jungs denn da?

Hij bleef maar fluisteren:'Eer je vader.
Er flüsterte immer: Mach deinem Vater Ehre.

Dat was fluisteren.
Das war geflüstert.

Nee, we fluisteren niet meer.
Nein, wir flüstern nicht.

Waar fluisteren jullie over?
Was flüstert ihr denn da?

Thomas bleef fluisteren: Ze gaat vallen.
Thomas flüsterte ständig: Gleich fällt sie hin.

Dat is fluisteren.
Das war geflüstert.

Ik kan 'm al horen fluisteren.
Ich kann ihn bereits flüstern hören.

Wat fluisteren jullie?
Was flüstert ihr beiden da?

Voor het laatst hoorde ik een stem, die niet van moeder was fluisteren.
Noch einmal hörte ich eine Stimme, eine fremde, die flüsterte.

Ze waren aan het fluisteren.
Sie haben geflüstert.

Ze wijzen naar me en fluisteren.
Sie deuten auf mich und flüstern.