Voorbeelden van het gebruik van Hij is god in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Ecclesiastic
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij is God in den hemel en op aarde;
Hij is God in een menselijk lichaam en Zijn komst was de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van de wereld.
Hij is God, buiten wien geen god is:
Hij is God, maar je kan Hem, op het ogenblik, niet in Zijn oorspronkelijke spirituele vorm zien.
Hij is God; er is geen god
Hij is God in den hemel en op aarde;
Christus nu regeert, want Hij is God.
Hij is God, buiten wien geen god is:
Hij is God; er is geen god
Hij is God; er is geen god dan Hij,
Hij is God, buiten wien geen god is:
Hij is God, maar juist als God raakt Hij aan de wortel van ons bestaan: in zijn armoede, en daardoor ook in zijn heiligheid.
Hij is God, wien alles toebehoort wat in den hemel
dan zal hij zijn brood niet krijgen, en hij is God?
Hij is God; er is geen god dan Hij,
Psalm 100:3 Weet ye dat de Heer, die hij is God: het hij is dat hath ons maakte
Hij was God die me op de proef stelde.
Hij is Gods dienaar en hij zal geen brood krijgen?
Hij was God.