Voorbeelden van het gebruik van Je leren in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dat zal je leren. Nee.
Dat zal je leren onbeschoft te zijn tegen je moeder.
Ik zal je leren wie hier de meester is!
Ik kan het je leren, als je wilt.
Misschien kun je leren het te beheersen, net als Bo.
Als je Gigi moet ik je leren hoe het vroeger ging.
En nu zul je leren hoe dat voelt.
Dit zal je leren verhaaltjes te verzinnen over mensen op pluisjes!
Ik zal je leren, haar.
Ik kan je leren om je nieuwe gaven te beheersen.
Misschien moet je leren je mond te houden.
Ik moest je leren hoe je een lekke band verwisselt.
Ik kan het je leren. Wat?
Dan zal ik het je leren, Pablito.
Ik wil van je leren, Eli.
Dit zal je leren om ons dubbel te kruisen!
Ik kan je leren hoe je zelf geld moet witwassen.
Ik kan je leren om macht uit te oefenen over hen allemaal.
Nu ga je leren om dapper te zijn.
Stewie, papa gaat je leren om een man te zijn.