Voorbeelden van het gebruik van Mark in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Waar is Mark McGrath?
Of je naar Mark z'n kantoor kwam?
De eenpersoonstent is gewonnen door Julia Mark Gunderson!
Mark zal altijd bij het team horen.
Laat Mark de voordeur dicht doen! Wat?
Ik zei Mark.
Drink op, Mark.
Mark, hoe voel je je?
Mijn ouders heten Mark en Judith.
Sean is zaterdag uitgenodigd voor Mark z'n feestje.
Iemand die in een restaurant met Mark Harmon flirt.
Mark, zie je dit?
De heer Mark VERWILGHEN.
Ze is van jou en van Mark, maar ook van mij.
We hebben een club, Zusters tegen Mark Sloan.
Mark, heb jij een boot?
De huidige president van het Gerecht van eerste aanleg is Mark Jaeger.
En van Mark.
Kijk naar mij, ik ben Mark Latimer.
Mark, blokkeer ik jouw signaal?