OPENMAKEN - vertaling in Duits

öffnen
openen
openmaken
opendoen
openstellen
opening
openzetten
open doen
open maken
doen
Aufmachen
openen
openmaken
opendoen
beginnen
open maken
doen
doe open
doe de deur open
opentrekken
openzetten
aufschließen
openen
openmaken
opendoen
unlocking
open maken
auspacken
uitpakken
praten
openmaken
openen
uit te pakken
vertellen
het opbiechten
alles opbiechten
aufschneiden
opensnijden
snijden
openmaken
open
doorsnijden
stuksnijden
aufkriegen
open
open krijgen
openkrijgen
openmaken
mach auf
maken op
te verdienen op
doen op
öffne
openen
openmaken
opendoen
openstellen
opening
openzetten
open doen
open maken
doen
öffnet
openen
openmaken
opendoen
openstellen
opening
openzetten
open doen
open maken
doen
öffnest
openen
openmaken
opendoen
openstellen
opening
openzetten
open doen
open maken
doen
Aufmacht
openen
openmaken
opendoen
beginnen
open maken
doen
doe open
doe de deur open
opentrekken
openzetten
Aufzumachen
openen
openmaken
opendoen
beginnen
open maken
doen
doe open
doe de deur open
opentrekken
openzetten

Voorbeelden van het gebruik van Openmaken in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Die mogen we niet openmaken.
Den dürfen wir nicht aufmachen.
Mag ik m'n pakjes openmaken?
Kann ich jetzt meine Geschenke auspacken?
Laten we cadeaus openmaken.
Lasst uns Geschenke öffnen.
Geef me zuiging. We moeten hem openmaken.
Wir müssen ihn aufschneiden.- Absaugen.
Ik moet dit openmaken.
Ich muss es aufkriegen.
Ik ga dit luik openmaken en kijken of er iets achter zit.
Ich öffne jetzt diesen Gullydeckel und sehe nach, ob auf der anderen Seite etwas ist.
Nee, niet openmaken.
Nein, nein, nein. Nicht aufmachen.
Kun jij de deur openmaken?
Können Sie die Tür aufschließen?
Zullen we cadeautjes openmaken?
Wollen wir Geschenke auspacken?
We moeten haar openmaken, Shaun.
Wir müssen sie öffnen, Shaun.
Ik wil het openmaken.
Ich möcht ihn aufschneiden.
Is er iemand bij jou thuis? Openmaken.
Lst jemand bei dir zu Hause? Mach auf.
Zal ik de kist openmaken zodat u haar kunt zien?
Möchten sie, dass ich den Sarg öffne, damit sie sie nochmal sehen können?
Dan komt hij je deur openmaken.
Ich rufe den Vermieter an und er öffnet dir deine Tür.
Dat ben ik. Niet openmaken.
Bin ich.- Nicht aufmachen.
Moet ik iets openmaken?
Soll ich Ihnen etwas aufschließen?
Ik wilde 'm niet alleen openmaken.
Ich wollte sie nicht allein öffnen.
En ik mag als eerste al mijn cadeaus openmaken.
Und ich darf als Erster alle meine Geschenke auspacken.
Maar we moeten je er wel voor openmaken.
Aber wir müssen dich dafür aufschneiden.
Zal ik er een openmaken?
Nun, willst du das ich einen öffne?
Uitslagen: 816, Tijd: 0.0656

Openmaken in verschillende talen

Top woordenboek queries

Nederlands - Duits