Voorbeelden van het gebruik van Openmaken in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Die mogen we niet openmaken.
Mag ik m'n pakjes openmaken?
Laten we cadeaus openmaken.
Geef me zuiging. We moeten hem openmaken.
Ik moet dit openmaken.
Ik ga dit luik openmaken en kijken of er iets achter zit.
Nee, niet openmaken.
Kun jij de deur openmaken?
Zullen we cadeautjes openmaken?
We moeten haar openmaken, Shaun.
Ik wil het openmaken.
Is er iemand bij jou thuis? Openmaken.
Zal ik de kist openmaken zodat u haar kunt zien?
Dan komt hij je deur openmaken.
Dat ben ik. Niet openmaken.
Moet ik iets openmaken?
Ik wilde 'm niet alleen openmaken.
En ik mag als eerste al mijn cadeaus openmaken.
Maar we moeten je er wel voor openmaken.
Zal ik er een openmaken?