Voorbeelden van het gebruik van Rijd in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik rijd nooit meer met je mee als je dronken bent!
Ik rijd sneller.
Nee. Ik rijd mee in de Chevy.
Ik rijd je… naar de boerderij.
De politie. Rijd jij of rijd ik?
Rijd maar tot ik het zeg.
Ik rijd al vijf jaar.
Ik rijd niet zonder gordel om.
Daarom rijd jij hem rond!
Waarom rijd je zo snel?
Rijd niet te snel!
Rijd met mij, dochters van de noordenwind!
Hé, ik rijd ook dieren!
Bedankt, ik rijd met de Kents mee.
Rijd uw mini fiets door het pad.
Parker, rijd me naar de kliniek!
Welke auto rijd je?
Maar nu rijd ik met 'n taxi.
Rijd je met ons mee?
Rijd door elk dorp.