Voorbeelden van het gebruik van Spanjaard in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Spanjaard. Rood. Mooi.
Spanjaard. Rood. Goed zo.
Spanjaard. Rood. Goed zo.
Rood. Spanjaard. Mooi.
Goed zo. Spanjaard. Rood.
Spanjaard Esteban was dun als een lat.
Eerste Spanjaard werd het jonge talent Julián Berrendero op de vierde plaats.
Spanjaard kwam uit een familie van Joodse textielfabrikanten.
Destijds was de Spanjaard Juan Antonio Samaranch namelijk de voorzitter van het IOC.
Sexy Spanjaard geniet van Ro….
Alleen die Spanjaard en die Brit.
Toen we over de Spanjaard spraken flipte hij door.
Dus de Spanjaard heeft ons verneukt? Livia.
Als Spanjaard vind ik ze niet vreemder dan Fransen of Duitsers.
De Spanjaard is altijd te laat.
Of een Spanjaard geboren in Mexico.
Is die Spanjaard getrouwd?
Die Spanjaard, denk ik.
Ik pak die Spanjaard.
Iedereen was geïnteresseerd in De Spanjaard.