Voorbeelden van het gebruik van Spanjaard in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
De dag kan niet meer stuk voor de 17-jarige Spanjaard.
Ken je die Spanjaard?
Jij kwam naar het hotel en vroeg naar die Spanjaard?
Des te meer reden om je te versterken door een huwelijk met een Spanjaard.
Ik ben de koning van alle Spanjaarden en zelf Spanjaard.
Carol kan nog geen Spanjaard verleiden.
Hij dacht zeker dat" Manueel Werk" een Spanjaard was.
Die blanke gast gaat die Spanjaard vloeren.
Die dwazen vertrouwden een Spanjaard.
Goeroe van de sekte is de Spanjaard Ignacio Gonzalez de Arriba.
Toch staat er maar één Spanjaard tussen.
Zo leer je dingen, die Spanjaard was dapper.
Tien jaar geleden was een Italiaan nog tien procent rijker dan een Spanjaard.
Ik wil dat je met Ricardo en de Spanjaard weggaat.
Sofia rose ontmoet spanjaard.
Vind de Spanjaard.
Abby en hoe was zijn naam, die Spanjaard.
Dan kan hij toch geen Spanjaard spelen?
De persoon die dat schreef is een Spanjaard.
Ze hebben een Spanjaard bij hen.