Voorbeelden van het gebruik van Spook in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij is een spook, Ray.
Vader! Ze is een spook!
Ze is geen spook.
Wat spook je uit daar binnen?
Is hij het Spook van de Opera?
Uitstekend. Hier, Spook.
Dat was ik niet, dat was het spook.
Ik dacht dat ik een spook zag.
Mickey noemt hem het Spook.
Daar heb je het woord"spook" weer.
Hij ziet het spook van morgen!
Driekwart. Wat spook je hier uit?
Het spook van studio 28.
Een vriend van mij zegt dat jij Spook Hollis gekend hebt.
Hij dacht echt dat ik een spook was.
Ashley Thomas is geen spook.
Er is geen spook, Gus!
Waarom luisteren we niet naar 't spook en vertrekken we?
Ik had ook zo'n spook.- Jazeker.
Phantom door Susan Kay, een hervertelling van het leven van het Spook.