Voorbeelden van het gebruik van Focus in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ja, nou, ik verloor mijn focus.
Focus op de taak en niet het individu.
Focus van de Odyssey is de Noordzee.
Focus op de missie.
Ik haat hem ook. Focus, Frank.
Focus op milieu, kwaliteit
Focus je ogen op de plus signalen.
Focus op je zintuigen.
André is mijn focus.
Ik moet gewoon hun focus van m'n zus weghalen.
Ik legde mijn focus op voorbereid zijn.
Druk op Tab om de focus te verplaatsen naar de keuzelijst met invoervak Selecteer optielabel.
Maar Bravo is nu mijn enige focus.
Maar focus je daar op.
Focus bij elke beweging op precisie en nauwkeurigheid.
Hij heeft daarom een sterke focus op de Duitse markt.
En onze focus verandert.
Focus op wat echt belangrijk is.
Focus op mij.
De training is geen wedstrijd maar heeft juist een focus op de samenwerking.