Voorbeelden van het gebruik van Forceren in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Uiteindelijk forceren ze zich naar binnen.
En ik zei, nee, dat zou het forceren.
Dan moet je niet gaan forceren.
Maar je kunt het niet forceren.
Tenzij we het slot forceren, toch?
Je kan je geluk maar zover forceren.
Een wegblokkade forceren is geen misdaad?
Ik had het niet moeten forceren.
Je kunt het niet forceren.
Je moet ze forceren?
Forceren om harder te werken?
Je moet hun luchtsluis deur forceren.
Je kan je geluk maar zover forceren.
Contact forceren voor de hoorzitting.
Omdat je vriendschap niet kunt forceren.
Ja. Ik wilde niets forceren, weet je?
Anemone kan worden gebruikt voor forceren.
je het niet kan forceren.
We zullen het niet forceren.
We zijn dit aan het forceren.