Voorbeelden van het gebruik van Impulsief in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Het moordwapen kwam uit de buurt, dus mogelijk impulsief.
Maar de jeugd van tegenwoordig is zo impulsief.
Meester… Ik was te impulsief.
Dit was niet impulsief.
Uw zwaard! God toch, die jongeren. Oh, impulsief… dom!
Toen ik hem kende, was hij impulsief.
Buck Winters, hij was impulsief.
Ze zijn ook zo impulsief.
Ze is jong en impulsief.
Het was impulsief.
Je maakt me wild en impulsief.
Deep, je bent impulsief en roekeloos.
Maar wat ik gisteren zei, was niet alleen maar impulsief.
Jullie wonen samen. Impulsief, dan.
Niet impulsief.
En ik ben impulsief en achterdochtig.
Het was enkel impulsief.
Hij was boos en impulsief.
Dat is impulsief doden.
Want ik denk niet dat ik impulsief was.