Voorbeelden van het gebruik van Speels in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Die hond is zo speels.
Ik voel me speels.
Manden van riet hebben een speels en nonchalant uiterlijk.
zijn speels en trendgericht.
Een beetje speels vandaag.
Of hij vindt jou onnozel en speels en mysterieus.
Ik was speels.
Erg speels.
Van paniekerig tot speels.
We lijken alleen speels.
simpel en soms speels.
En speels.
Hij is een beetje speels vandaag.
Ik moet het gewoon speels houden.
Op de achterflap zit een speels zakje.
Een klant wordt te speels.
Hou het speels.
Stuur de zintuigen van je kleintje op een speels avontuur!
Below The Surface maakt archeologie toegankelijk en speels.
Hij was óf speels óf kwaad.