Voorbeelden van het gebruik van Te leren in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Dat begin ik te leren.
Het zou wijs zijn om dat te leren.
Toen je 13 was, besliste Maw Maw om je piano te leren spelen.
Toen hij bij mij inbrak, probeerde hij mij te leren kennen.
Om hem alles over het leven te leren.
Het is niet voldoende om één lingua franca te leren.
Elektronisch leren biedt nieuwe pedagogische modellen om te onderwijzen en te leren.
Een paar jaar terug verveelde ik me en besloot ik te leren vliegen.
De beste manier om Metaalsturen te leren.
Hun moeder helpt hun door hun de techniek te leren.
Misschien begint hij het te leren.
Ondernemingen moeten meer mogelijkheden bieden om in de praktijk te leren.
Daarnaast hebben ze de mogelijkheid met een groot schip te leren varen.
Daardoor werd ze gedwongen alles zelf te leren.
Later breidde de raaf zijn woordenschat uit, door zijn eigen naam te leren.
Het hele menselijke leven is bedoeld om zelfbeheersing te leren.
Dat helpt je kindje om verschillende fruitsoorten te leren herkennen en waarderen.
Stop dan terug door snel te leren over meer Dekbedovertrekken.
Vooral de kinderen moesten genoeg boeken hebben om te lezen en te leren.
Het is natuurlijk noodzakelijk om muziek voor je kind te leren.