Voorbeelden van het gebruik van Dat kind in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ja, goed, dat kind was.
Je weet dat Cass vertrouwen heeft in dat kind.
U en Igor, dat kind.
Audrey, jij was ooit dat kind.
Wat is dat kind denken?
Dat kind focust zich louter op het aldus te doen.
Ik vecht voor dat kind.
Rosie is op het eiland met dat kind.
De moeder van dat kind.
Ik hield van haar… En ik had van dat kind gehouden.
Wat is er met dat kind?
Hij heeft altijd gezegd dat hij voor dat kind zou zorgen.
Dus heb je al besloten hoe je dat kind gaat straffen?
Als een kind wordt geboren kan dat kind niet onmiddellijk tapdansen.
Weet je, Michael, ik maak me soms zorgen om dat kind.
Dat kind heeft haar eigen leven.
Want dat kind is een ster.
Virginia. Dat kind gaat het me lastig maken.
Dat kind daar is zijn dochter.
Dat kind is stom en oppervlakkig.