Voorbeelden van het gebruik van Te vieren in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Vergeet niet de kleine overwinningen onderweg te vieren.
Dit is geen leuke manier om Halloween te vieren.
Roken we dit om iets te vieren?
Vandaag zijn we bij elkaar om de meest perfecte unie te vieren… de familie.
Er valt nog niets te vieren.
Brazilië kon beginnen te vieren.
Je vroeg hen om de verjaardag van Catherine te vieren.
We hadden toch iets te vieren?
We hebben wat te vieren.
We hebben toch wat te vieren?
Ik vraag me af wat er eigenlijk te vieren valt.
Het is tijd om onze diversiteit te vieren.
Eclectische mix van wereldberoemde artiesten komen samen om voetbal te vieren.
Ik wilde haar meenemen om het te vieren.
Wat valt er te vieren?
dat je geen Halloween te vieren.
Om mijn emancipatie te vieren.
Bij Eurostars trachten we elke nieuwe dag te vieren met onze beste glimlach.
Ik bedoel, men gaat naar m'n winkelcentra om kerst te vieren.
Wat valt er te vieren?