TROK in English translation

pulled
trekken
stoppen
aantrekkingskracht
er
trekker
trek je
trekkracht
raap
terugtrekken
ruk
drew
tekenen
trekken
trekking
loting
gelijkspel
putten
stellen
lokken
maken
remise
attracted
trekken
lokken
werven
aantrekkelijk
moved
bewegen
verplaatsen
gaan
verhuizen
beweging
verhuizing
zet
vooruit
stap
schuif
took
duren
pakken
even
kosten
overnemen
vergen
treffen
ondernemen
eens
trek
put
stoppen
plaatsen
stellen
steken
trek
steek
er
zet
leg
doe
went
gaan
naar
los
weg
vooruit
vertrekken
weggaan
terecht
meegaan
heengaan
withdrew
intrekken
terugtrekken
opnemen
zuig
op te nemen
intrekking
herroepen
afhalen
terug
opzeggen
ripped
scheuren
rukken
trekken
ruk
een scheur
rijt
te rippen
rijten
ript
douw
tore
scheur
traan
rukken
trekken
ruk
afbreken
slopen
te scheuren
scheurt
rijten
jerked

Examples of using Trok in Dutch and their translations into English

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Ecclesiastic category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Computer category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Ze trok z'n kleren aan en ging weg.
She put his clothes on and left.
Bedankt, vriend. Trok je je laarzen uit?
Thanks, pal. You took your boots off?
Ze trok in bij haar moeder voor een paar dagen.
She moved in with her mother for a few days.
Wat trok je in hem aan? Waarom?
Why?- What attracted you to him?
Het trok haar uit de diepten van de zee.
It pulled her from the depths of the sea.
Toen trok hij z'n zwaard.
Then he drew his sword.
En de Ansar trok maar Osama doodde hem.
And the Ansar withdrew but Osama killed him.
Eerst trok ik m'n bombachas aan en deed ik m'n chiripor om.
First I put on my bombachas and tied on my chiripá.
Ik trok snel door 10 Afghaanse provincies.
I went through 10 Afghan provinces very rapidly.
Hij trok mijn pruik bijna af.
He nearly ripped off my wig.
Hij trok het uit en gaf het aan mij.
He took it off and gave it to me.
Wat trok je in hem aan? Waarom?
What attracted you to him? Why?
Ze trok in bij haar moeder voor een paar dagen.
She moved to her mum for a few days.
Dus trok ik mijn wapen.
So I drew my weapon.
Ik trok het van de muur.
I pulled it from the wall.
Die iemand trok zachtjes de dolk uit mijn hart.
That someone gently withdrew the dagger from my heart.
Hij trok zijn wond open toen hij lag te woelen.
He tore his wound open when he was thrashing around.
Ik trok naar huis, belde Pali en zei.
I went home, called Pali and told him.
Ik trok mijn uniform aan en stapte in de auto.
I put on my uniform and got in my car.
Ze trok m'n haar eruit.
She ripped out my hairs.
Results: 6469, Time: 0.0943

Top dictionary queries

Dutch - English