Examples of using Zeggen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ja. Kun je alsjeblieft tegen Angelo zeggen.
Alleen ja of nee zeggen.
En ik bleef hen zeggen me achter te laten.
Had u niet kunnen zeggen dat u iets te vieren had?
Je had me moeten zeggen dat er hier Kalanorianen zijn.
Blijft hij zeggen dat hij onschuldig is?
Maar ze zeggen dat jij en Harry… Wie zegt dat?
Ze zeggen dat ze de vrachtschepen aanvallen.
Of moet ik zeggen Marcus?
Nee, ik moet het haar zeggen.
Ik blijf je zeggen, je zoon is dood geboren.
Ze zeggen dat we drie dagen hebben.
Ik had hem moeten zeggen dat Rex bij me was.
Maar jij blijft zeggen,'Nee, Cisco.
Betrouwbare inlichtingen zeggen dat ze nu in Cork zijn.
De Taelons zeggen dat ze niet willen worden aangebeden.
En ik zal ja zeggen.
Ik zal Olga alles zeggen.
Ik zal je wat zeggen, het was hopeloos.
Ik had kunnen zeggen dat de wereld plat is.