TELLING in Dutch translation

• vertellen
• zeggen
• wijsmaken
• telling
• vertelt
• vertelde
• vertel
• zegt
• zeg
• zei

Examples of using Telling in English and their translations into Dutch

It's hard not telling Caro.
Het Caro niet vertellen is moeilijk.

You telling us you don't know anything?
Je zegt ons dat je niks weet?

Where's Souleiman? I'm telling you the truth?
Ik vertel je de waarheid. Waar is Souleiman?

SushiGuy23 was telling the truth.
SushiGuy23 vertelde de waarheid.

She telling her?
Vertelt ze het haar?

Fortune Telling with Tarot cards.
Fortune Telling met Tarot kaarten.

But he kept telling his architect it was too small.
Maar hij bleef tegen z'n architect zeggen, dat het te klein was.

You keep telling yourself that.
Blijf jij jezelf dat maar wijsmaken.

I was planning on telling her everything.
Ik wilde haar alles vertellen.

Telling you, it's enough.
Zeg je dat je het genoeg is.

And you're telling me this because?
En jij zegt me dat dit is omdat…?

Why you telling me this?
Waarom vertel jij mij dit?

Happened. telling myself, Maybe something.
Ik vertelde mezelf dat er misschien iets gebeurd was.

Telling me what Tom Wilson liked to do to her.
En vertelt me wat Tom Wilson graag met haar doet.

Not Telling Not Telling, 40 years,
Not Telling Not Telling, 41 jaar, man

I'm telling her you said that.
Ik zal haar zeggen, dat je dat zei..

Keep telling yourself that.
Blijf jezelf dat wijsmaken.

I'm telling Baracus everything.
Ik ga Baracus alles vertellen.

In a world telling us we can have it all.
In een wereld die ons zegt, dat wij alles kunnen hebben.

No. I keep telling you.
Nee, dat zeg ik u steeds.