GEB - vertaling in Nederlands

• geef
• ben
• heb
• krijgt
• geb
• betaal
• er
• geven
• krijg
• gaf
• geeft
• is
• zijn
• hebt

Voorbeelden van het gebruik van Geb in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Ich geb' dir morgen das Geld.
Ik betaal je morgen terug.

Ich geb dir recht.
Dat ben ik met je eens.

Ich geb euch'ne Limonade.
Je krijgt van mij wat fris.

Ich geb dem Volk das, was es will.
Ik geef het volk wat het verlangt.

Seine Frau Pauline geb.
Zijn echtgenote, Pauline geb.

Ich geb dir, was du willst.
Je geven wat je wilt.

Ich geb niemandem gern die Schuld.
Ik hou er niet van iemand te beschuldigen.

Ich geb'ne Fondue-Party.
Lk heb binnenkort een fondue-avondje.

Dann geb ich es dir halt später.
Dan betaal ik je later.

Hardwicke, ich geb dir meine 45er.
Hardwicke, je krijgt mijn beste.45.

Ich geb' mein Leben hin, damit ich frei sein kann?
Ben ik bereid om mijn leven te riskeren?

Ich geb euch Deckung.- Ja, ja.
Ik geef je dekking.- Ja.

Politiker Hans-Ueli Vogt geb.
Politicus Aleidus Aalderink geb.

Okay, den geb ich dir.
Oké, die krijg je van me.

Ich geb Ihnen dann das Geld, das ich Ihnen schulde.
Ik kan u dat geld geven dat ik u schuldig ben.

Ich geb dir das Geld vom.
Ik betaal je terug… van het feestbudget.

Ich geb dir einen väterlichen Rat… Krieg keine Kinder.
Ik heb wat vaderlijk advies voor je… Neem nooit kinderen.

Ich geb Ihnen gern was dafür.
Laat me je er iets voor geven.

Da geb ich dir recht.
Dat ben ik met je eens.

Ich geb dir jetzt ein Honi.
Je krijgt van mij een Honi.