HEIL - vertaling in Nederlands

• heil
• veilig
• heel
• heelhuids
• redding
• verlossing
• gegroet
• goed
• zaligheid
• ongeschonden
• genezen
• leve
• hail

Voorbeelden van het gebruik van Heil in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Christus und dem Heil, das er brachte.
Christus en de verlossing, door hem gebracht.

Komm heil wieder zurück, ok?
Kom heelhuids terug, oké?

Nein, das ist er nicht. Heil Hitler.
Heil Hitler. Nee, dat is hem niet.

Ist der Fahrer heil im Krankenhaus angekommen?
Is de chauffeur goed in het ziekenhuis aangekomen?

Dass du wieder heil wirst.
Dat jij… weer heel bent.

Ich bin froh, dass Ihr heil zurückgekehrt seid.
Ik ben blij dat je veilig bent teruggekeerd.

Heil, dem Commander des Blutes.
Gegroet, commandant van het Bloed.

Sie sollen an das Heil aus Wasser und Geist glauben;
U moet in de zaligheid van het water en de Geest geloven;

Es ist das Heil, das uns von unseren Feinden befreit.
Het is de redding die ons bevrijdt van onze vijanden.

der dies große Heil in Israel vollbracht hat?
die deze grote verlossing in Israel gedaan heeft?

Bring sie heil zu uns zurück.
Breng ze heelhuids naar ons.

Heil Hitler.- Nein, das ist er nicht.
Heil Hitler. Nee, dat is hem niet.

Ist der Fahrer heil im Krankenhaus angekommen, Jeff?
Is de chauffeur goed in het ziekenhuis aangekomen… Jeff?

Du bist noch heil.
Je bent nog heel.

Sogar das Zicklein Gary kam heil zuhause an.
Zelfs Gary het geitje kwam veilig thuis.

Heil und vollkommen sein, wo sie auch ist.
Ongeschonden en volmaakt. Waar ze ook is.

Heil, mein Herr.
Gegroet, mijn Heer.

Er war mein Heil, versteht Ihr.
Hij was m'n redding, ziet u.

Bei Gott ist mein Heil.
Mijn verlossing komt door hem.

Heil Barin, König von Mongo.
Heil Barin. Koning van Mongo.